Wie kent Bep Vuyk niet?

Beb Vuyk is misschien wel de bekendste schrijfster over Indonesische recepten. Het is vooral haar “Groot Indonesisch kookboek” dat haar deze roem bracht. Inmiddels is deze echte culinaire klassieker al in 37ste druk, en staat het bij vele huishoudens op de boekenplank. Hoogstwaarschijnlijk met vele ezelsoren in de bladzijden. Door Indo’s en Indische mensen wordt dit ook wel gekscherend de bijbel voor in de Indische keuken genoemd.  Hele generaties Nederlanders hebben dankzij dit boek, de Indonesische keuken leren kennen.

Wie was Bep Vuyk?

Elizabeth  Vuijk, is geboren in Delfshaven 11-2-1905 en gestorven te Blaricum op 24-8-1991. Bep Vuijk (ze publiceerde als ‘Beb Vuyk’) was de oudste van drie kind
eren in een gezin met Indische wortels. Haar vader was op Java geboren als de zoon van een Nederlandse immigrant en een Madoerese ‘njai’. Vanwege haar uiterlijk werd ze als kind uitgemaakt voor ‘vuile neger’, ‘zwarte Moriaan’, ‘blauwe liplap’ en ‘Chinees’. In 1927 behaalde ze in Amsterdam het diploma lerares koken en voedingsleer. Ook volgde ze lessen Engels en literatuurkennis en debuteerde in 1923 in het christelijke familieblad Eigen Haard met drie jeugdverhalen. In 1930 publiceerde ze twee autobiografisch getinte verhalen in De Vrije Bladen.

Eind oktober 1930 kreeg Vuijk een baan bij een christelijk internaat voor verwaarloosde Euraziatische kinderen in Soekaboemi op Java. Op reis daarheen ontmoette ze de theeplanter Fernand de Willigen, zoon van een half-Nederlandse vader en een Ambonese moeder, met wie ze zich bij aankomst in Soekaboemi verloofde. Na hun huwelijk (1932) woonde het paar kortstondig bij de theeplantage waar Boet leiding gaf aan vijfhonderd ‘inlandse’ arbeiders. Toen hij in 1933 vanwege bezuinigingen werd ontslagen, vertrokken ze naar de Molukken om een doorstart te maken met een oude kajapoetplantage die de familie daar nog had op het eiland Boeroe. Op de Molukken werden in 1933 en 1934 hun zoons Hans en Ru geboren.

Gedurende haar Molukse jaren vulde Vuijk het gezinsinkomen aan met ‘Brieven van een huisvrouw op een buitenpost’ in het Maandblad van de Huisvrouw in Nederlandsch-Indië. Deze stukken over haar moeizame en soms gevaarlijke leven op Boeroe verwerkte ze in de roman Duizend eilanden (1937). In hetzelfde jaar publiceerden enkele dagbladen haar feuilleton ‘Brieven uit de Molukken van Beb Vuyk’, dat in 1939 leidde tot haar roman Het laatste huis van de wereld. Het boek verwekte opschudding omdat het openlijk kritiek leverde op de Nederlandse resident van de Molukken, met wie Bep Vuijk en haar man overhoop lagen.

Bep Vuijk en haar man keerden in 1940 terug naar Soekaboemi, waar ze redacteur werd van het tijdschrift Kritiek en Opbouw. Ook schreef ze voor regeringsgezinde kranten als het Bataviaasch Nieuwsblad. Nadat haar man bij de Japanse invasie van Java (1942) krijgsgevangen was gemaakt, doken Vuijk en haar zoontjes onder bij Nederlandse vrienden op het platteland.

Eind 1942 werd Vuijk (aanvankelijk met haar zoons) geïnterneerd, eerst in haar oude internaat en daarna in Bandoeng. In het begin van haar internering werd ze door de Japanse militaire politie (kempetai) verhoord en gemarteld. Als ‘B. de Willigen-Vuijk – 26285 – Indo’ werd ze in 1944 geregistreerd door het Rode Kruis. Blijkens haar Kampdagboek (1989) ergerde ze zich aan het racisme van haar medegevangenen en putte ze steun uit Marsmans dichtbundel Tempel en kruis. Toen Vuijk na de bevrijding haar zoon Hans uit zijn jongenskamp in Bandoeng had opgehaald, werd ze in de trein terug naar Batavia voor het eerst geconfronteerd met de ‘bersiap’: de agressie van de bevolking tegen de Nederlanders. Ze schreef regelmatig in het door de kring rondom Sjahrir opgerichte tijdschrift Het Inzicht en werd lid van een groep Nederlanders die zelfbeschikking voor Indonesië onderschreef. In 1946 kwam ze met haar zieke zoontje Ru naar Nederland. De inlichtingendiensten vermoedden dat haar komst naar het vaderland samenhing met republikeinse activiteiten. Maar toch...., begin 1947 bezocht ze koningin Wilhelmina op Paleis Soestdijk. 

Voor Indonesische bladen versloeg ze de ontwikkelingen in de jonge republiek en in 1950 maakte ze reportages over de Molukse opstand. In hetzelfde jaar werden Bep Vuijk en haar man Indonesisch staatsburger en lid van Sjahrirs Socialistische Partij. In 1952 bezocht ze de Molukken opnieuw – ditmaal in het officiële gevolg van president Soekarno. Diens bewind werd echter steeds vijandiger tegen Nederland. Toen hij de paspoorten van voormalige Nederlanders wilde intrekken, vluchtten Vuijk en haar man per boot naar Europa. Met moeite kregen ze in 1960 een verblijfsvergunning voor Nederland.  
Terug in Nederland begon Beb Vuijk te schrijven voor Vrij Nederland, waarin tientallen essays en recensies van haar hand verschenen. In 1962, het jaar waarin ze de Marianne Philipsprijs voor haar gehele oeuvre kreeg, nam ze de kookrubriek vanVrij Nederland over. Haar ‘Indische’ recepten werden in 1965 gebundeld in haar eerste kookboek, Eet een beetje heet.   
In 1972 kwam Vuijks Verzameld werk uit. Door een oogziekte kon ze niet meer schrijven, maar ze dicteerde wel zeshonderd recepten voor haar Groot Indonesisch kookboek (1973). Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan de Indonesische minister Martosuhardjo. Het werd een bestseller.   

In 1973 kreeg ze met de Constantijn Huygensprijs literaire erkenning voor haar Verzameld werk. ‘Ik leef van mijn kookboek, maar voor mijn literaire werk’, zou ze in 1984 zeggen. In die tijd waren haar oude vriendschappen met ‘indo’s’ zoals Rob Nieuwenhuys bekoeld, maar haar contacten met Indonesische schrijvers bleven hartelijk. In 1986 overleed haar man. Toen haar arts haar in 1991 wilde laten opnemen in een verzorgingstehuis, foeterde ze: ‘Ze eten daar elke dag aardappels!’  Op 24 augustus 1991 stierf Beb Vuijk in een verpleeghuis in Blaricum.

Populaire posts